Een achterlijke, idiote, stijfkoppige doorzetter. Dat was nodig om wifi uit te vinden en tot standaard te verheffen. Cees Links is die doorzetter. In 1988, de begintijd van draadloze telefoons, nog voordat de Digitale Stad bestond, bedacht hij samen met anderen draadloos internet. Een uitvinding die nu zo wijdverbreid is geaccepteerd en waar iedereen dagelijks mee te maken heeft, dat jongeren zich niet eens meer een voorstelling kunnen maken van hoe het leven er voor de wifi uitgezien moet hebben.

Het idee voor wifi mag dan uit 1988 stammen, de echte doorbraak kwam pas in 1999. “Ik kreeg een telefoontje van Steve Jobs, die was net weer terug bij Apple: ze waren geïnteresseerd en de vraag was of ik maandag kon komen presenteren. Dat was nog in de tijd van de foils die je op de overhead projector legde. Ik legde de foils erop en Steve Jobs vertelde het verhaal en na een paar minuten vroeg hij: is het duidelijk wat ik wil? Daarna volgde de onderhandelingen met Tim Cook.”

“Chips maken voor het internet der dingen ”

De doorbraak was een groots moment. “De doorbraak was echt een kick, maar daarvoor was het twaalf jaar ploeteren. Er was veel weerstand: is het wel gezond? Is het wel betrouwbaar? Wat voor schade kun je er door oplopen? We hadden ook heel veel tegenwerking van de telefoonmaatschappijen van de wereld. Ik hield een presentatie waarin ik liet zien dat het goedkoper was om Nederland vol te zetten met hotspots in plaats van een 3G netwerk, want alleen de licenties kosten al miljarden. Maar dat werd weggehoond.” Toch heeft Links nooit gedacht om ermee te stoppen. “Ik heb altijd gedacht dit gaat lukken, maar je moet wel een beetje achterlijke idiote stijfkoppige doorzetter zijn.”

Aanvankelijk was wifi erg duur omdat niet veel mensen er gebruik van maakten. Een wereldwijde standaard waardoor daarna opgeschaald kon worden was het doel. Maar niet iedereen ging zomaar overstag. Na de standaardenoorlog volgde de strijd met fabrikanten. Zij moesten de routers gaan bouwen. Met uiteindelijk een overtuigend resultaat. Links is er zelf financieel niet echt veel wijzer van geworden. Hij en zijn companen waren allemaal in loondienst. In 2005 begon hij voor zichzelf. Zijn bedrijf GreenPeak richtte zich op low power wireless, een enorm lange batterijduur. “Dat is een noodzakelijk voorwaarde voor internet of things: die apparaten moeten gewoon heel weinig stroom gebruiken. Heel, heel, heel weinig stroom. Daar hadden we wat ideeën voor, mensen ingehuurd, geld opgehaald uit de markt. Zonder mijn achtergrond en track record was dat niet gelukt. Toen zijn we voor het internet der dingen chips gaan maken. Eigenlijk precies hetzelfde als wifi, maar het ging niet om hoge data snelheden maar om hele lange batterijduur. ”

“Je moet de visie verkopen ”

Vorig jaar werd GreenPeak verkocht aan Qorvo. “Ze hadden ook een grote wifi divisie en ik werd gevraagd of ik die afdeling erbij kon nemen. Dus ik ben weer terug in wifi.” Wifi is nog steeds in ontwikkeling. De netwerken hebben het zwaar. “Er zijn problemen omdat je één router in je meterkast hebt staan en daar wil je je hele huis mee bestrijken, terwijl je in je kamer waarschijnlijk dichterbij de meterkast van je buren zit als je in een flat woont. Dus waar het nu naartoe gaat is distributed wifi, met in iedere kamer een wifi pod die communiceert met de router in de meterkast. Dan heb je dus eigenlijk wifi in iedere kamer, maar ook zigbee, bluetooth en er zit in je wifi pod ook nog een microfoon. Dus je kunt er ook tegen praten.”

Maar misschien wel de belangrijkste ontwikkeling: wifi gaat van 2 en 5 gigahertz naar 60 gigahertz. “Dat gaat niet door de muur heen, wat een voordeel is, want het heeft niet alleen een veel hogere snelheid, het blijft ook in de kamer. Dus minder storing van je buren. Maar je moet wel in elke kamer een pod neerzetten. En de bal ligt direct weer bij de KPN-en en de Ziggo’s van deze wereld, want als ik 100 megabit in iedere kamer heb, dan is het draadje naar je huis toe weer veel te dun. Dus daarmee verplaatst het probleem zich.” Qorvo houdt zich ‘slechts’ bezig met het maken van chips. “Wij doen dus niks aan producten, maar we weten wel wat die chips kunnen. Wij moeten in onze marketing vertellen wat er mee kan, zodat de markt gaat vragen om producten die de product bouwers gaan maken. Waarna ze bij ons komen voor de chips. Wij maken wel prototypen om te laten zien wat er met de chips kan. Dat doet iedereen in de chipindustrie. Je moet de visie verkopen.”

(Een verslag van @daalder)

De afleveringen van Top Names zijn via Soundcloud en iTunes als podcast beschikbaar dankzij sponsoring van  Merchandise.