Nepnieuws is zo oud als de mensheid. Inderdaad, door de opkomst van sociale media is het fenomeen heel lastig te controleren. En, nou en of: iedereen (journalistiek, techniek en publiek) moet keihard aan de bak om dit probleem op te lossen. In het midden van deze dis- cussie stond in Austin een vrouw op met een even simpele als krachtige boodschap: onderwijs de jeugd.

Esther Wojcicki is vast niet toevallig de moeder van YouTube-ceo Susan Wojcicki, maar vooral docent aan de Palo Alto High School. Daar geeft ze al meer dan dertig jaar de vakken journalistiek en Engels. En ze doet dat volgens haar eigen overtuiging. “I broke the law a lot.” Kom bij Wojcicki niet aan met onnodige regeltjes. Zo schijnt het fenomeen ‘phonehotels’ – waar leerlingen overdag hun mobieltjes moeten onderbrengen – normaal te zijn in de VS. Wojcicki’s antwoord daarop: Niet doen. Beter leer je kinderen hoe ze met hun telefoon om moeten gaan. “Ik heb kinderen gezien die stukken van meer dan vijfhonderd woorden schreven op hun mobiel. Het kan echt.”
Want dat is vooral het bijzondere aan de aanpak van Wojcicki, ze laat haar leerlingen zelf dingen leren. Zo vertelde ze dat ze in eerste instantie haar kinderen wilde leren hoe ze met Adobe moesten werken door het voor te doen. Maar dat pikten ze pas op toen ze zelf aan de slag moesten. “En hij nu onderwijzen ze elkaar.”

Active learning, noemt Wojcicki dat. En journalistiek speelt daarin een belangrijke rol. Dat komt omdat ze vindt dat de journalistieke aanpak (informatie verzamelen, analyseren en vaststellen wat het verhaal is, het in een aantrekkelijk verhaal gieten en publiceren) niet alleen van waarde kan zijn voor journalisten. “Iedereen is verder in zijn ontwikkeling als ze dat onder de knie hebben.”

In haar lessen zet Wojcicki haar leerlingen vooral zelf aan het werk. Ze kiezen onderwerpen, doen research, organise- ren persconferenties en maken video’s, tijdschriften, kranten en online producties.

En terwijl ze dat doen, wapenen ze zich volgens Wojcicki gelijk tegen nepnieuws. Immers: “Ze weten wat bronnen zijn, want ze hebben er zelf mee gewerkt. Dus herkennen ze het ook veel sneller wanneer iets niet klopt.”

Gert Jaap Hoekman (NU.nl)