Vlak voor de kerst waren mijn vriendin en ik twee weken op vakantie in Vietnam. We maakten een rondreis van noord naar zuid die begon in de hoofdstad Hanoi en via de schitterende Ha Longbaai, het historische stadje Hoi An, de metropool Ho Chi Minh City en de Mekong Delta uiteindelijk voerde naar het tropische eiland Phu Quoc.
Het was mijn allereerste keer in Azië en ik keek mijn ogen uit: zoveel mensen (Vietnam telt er ruim 90 miljoen en is daarmee nummer 14 op de lijst van landen met het hoogste inwoneraantal), zoveel brommertjes (letterlijk miljoenen waar je volgens de wet met maximaal vier personen tegelijk gebruik van mag maken), zoveel eten (als het loopt, zwemt, vliegt, uit de grond of aan een boom groeit, kan je het eten en dat wordt de hele dag op iedere straathoek gedaan) en zoveel verkopers en winkeltjes (handel).
De Vietnamezen vormen een bedrijvig volkje, als ik ze even over één kam mag scheren. Naar schatting is zo’n 70% van de bevolking eigen baas en als ze een baan hebben, dan hebben ze er vaak 2 of 3 tegelijkertijd. Volgens onze standaard zijn de lonen natuurlijk ontzettend laag: het minimumloon ligt rond de 80 euro per maand. Hier staat echter tegenover dat het levensonderhoud ook een stuk goedkoper is dan bij ons. Hierdoor is het mogelijk dat veel Vietnamezen voor zichzelf werken. Op de begane grond van het huis langs de (snel)weg, waar ze met hun ouders en/of grootouders wonen, wordt een restaurant of winkeltje geopend en zo probeert men in het levensonderhoud te voorzien.
Die ondernemendheid spreekt me wel aan en ik denk dat wij daar in Nederland nog een hoop van kunnen leren. Het aantal zelfstandige ondernemers is hier de afgelopen jaren hard gegroeid en dan met name de groep die (heel bewust) geen personeel in dienst heeft. Dit zijn er nu zo’n 750.000 en het ING Economisch Bureau verwacht dat dit aantal alleen maar zal toenemen, totdat er in 2020 een miljoen ZZP-ers in Nederland zijn.
Dat deze groep zo hard groeit, is in mijn ogen niet verwonderlijk. Allereerst wordt er natuurlijk steeds meer geautomatiseerd. Treinkaartjes kopen we niet meer aan het loket, belastingaangifte doen we rechtstreeks in de computers van de belastingdienst en als we naar de tandarts zijn geweest, declareren we de kosten door middel van een foto gemaakt met onze smart phone. Omdat processen veranderen, zijn – hoe hard dit misschien ook klinkt – bepaalde groepen medewerkers niet meer nodig. Zij zullen nieuwe vaardigheden moeten ontwikkelen en op een andere manier in hun levensonderhoud moeten voorzien.
Dat ze vervolgens voor het zelfstandig ondernemerschap kiezen, is niet zo vreemd. Door hun hiërarchische structuur zijn veel gevestigde bedrijven log en traag geworden. Ze zijn niet in staat om snel in te spelen op veranderingen in de markt en vormen daardoor geen aantrekkelijke plek voor ambitieuze medewerkers. Tegelijkertijd blijkt een vast contract niet altijd de veiligheid te bieden waarop werd gehoopt en maken technologische ontwikkelingen het mogelijk om letterlijk voor een paar tientjes per maand je eigen IT-systemen draaiende te houden.
Net als in Vietnam zijn we allemaal ondernemers. We verkopen dan misschien geen koffiefilters vanuit onze huiskamer, terwijl onze schoonouders boven naar Koffietijd zitten te kijken. We zitten wel achter onze laptop in de studeerkamer te werken aan adviesrapporten en beleidsstukken. Maar technologie zorgt niet voor een succesvolle business. Dat doen mensen. Mensen die vertrouwen hebben in jouw kennis, kunde en aanpak en besluiten om daar voor een bepaalde periode gebruik van te maken. In Vietnam hebben ze dat goed begrepen, daar wordt volop geïnvesteerd in relaties. Er worden verhalen verteld, demonstraties gegeven, er komen schriftjes met testimonials te voorschijn en het vertrouwen in de klant is groot.
Je zou toch zeggen, dat het heel gemakkelijk is om dat hier ook te doen. Zowel online, als offline…