Het belangrijkste technologienieuws van 2013 was de ontdekking van het afluisterprogramma PRISM. Waarom was er geen enkele technologiejournalist betrokken bij die onthullingen? Een panel bestaande uit redacteuren van The Next Web, TechCrunch, Re/code en The Guardian boog zich tijdens een sessie op SXSW 2014 over die vraag. Het was voor mij één van de meest spraakmakende sessies op SXSW, vooral omdat de deelnemers aan de discussie openhartig durfden toe te geven waar de zwakke plekken van de huidige techjournalistiek liggen.

Het was eigenlijk jammer dat de sessie ‘Why Didn’t a Tech Journalist Break PRISM?‘ plaatsvond in een vrij klein zaaltje en dat slechts zo’n dertig mensen kwamen opdagen. Bij sommige sessies op SXSW moet je rennen en in de rij staan om erbij aanwezig te kunnen zijn. Hier niet, terwijl er toch heel fundamentele vragen aan bod kwamen: hoe goed is de techjournalistiek eigenlijk? Websites zoals The Next Web, TechCrunch en Mashable maken miljoenenomzetten met blije verhalen over social media, nieuwe apps en de veelbelovende start-ups. Maar hebben ze tegelijk niet de verantwoordelijkheid om ook de schandalen in de techindustrie te onthullen?

Tech-cheerleaders moeten volwassen worden

Hoe kon het dat PRISM werd onthuld door traditionele kranten en niet door een techjournalist? The Next Web, Techcrunch en Re/code hadden alledrie deze scoop graag willen hebben. Toch waren het The Guardian en de New York Times die de grote PRISM-onthullingen naar buiten brachten. Komt dat omdat de oude kranten in de journalistieke hiërarchie nog altijd een stapje hoger staan dan de hipsterbloggers van de techsites? Welnee, dat calimerogevoel ten opzichte van traditionele media lijkt niet mee te spelen. De techjournalisten zoeken vooral de fout bij zichzelf. “Het komt omdat we teveel tijd verspillen met het bellen met PR-bureau’s, omdat we willen weten waarom ze een scoop aan de concurrent hebben gegeven”, constateert Martin Bryant van The Next Web. “Het komt omdat we vooral een cheerleader voor start-ups en technologie zijn. We moeten ons kritischer opstellen en beseffen dat technologie tegenwoordig overal invloed op heeft”, geeft Alexia Tsotsis van TechCrunch toe. Maar ze geeft ook aan dat schrijven over beveiliging en privacy voorheen niet erg sexy was: “Als ik vroeger over dit soort onthullingen had geschreven, was ik uitgelachen en verbannen naar ZDNet”. Dat wil overigens niet zeggen dat betere onderzoeksjournalistiek tegenwoordig de norm is geworden bij de techsites, want recent lag er nog nieuws over Bitcoin voor het oprapen: “We hadden allemaal in het telefoonboek kunnen opzoeken wie Satoshi Nakamoto is (de vermeende bedenker van Bitcoin), maar dat deden we niet. Alleen Newsweek nam die moeite”. Of Nakamoto echt de bedenker van Bitcoin is moet nog worden bewezen, maar feit is dat de techsites het niet hebben uitgezocht.

“ We hangen op feestjes teveel rond met de organisaties waar we over schrijven. ”

Kara Swisher van Re/code (voorheen AllThingsD) ziet vooral praktische argumenten waarom PRISM niet door een techjournalist is ontdekt: “Het komt omdat we de documenten niet hadden. De documenten waren essentieel bij deze onthullingen”, aldus Swisher, die een groot deel van haar artikelen baseert op gelekte informatie van insiders. Wel geeft ze toe dat er ook bij haar organisatie iets mis is: “We hebben te weinig tech-onderzoeksjournalisten, te weinig mensen met verstand van beveiliging, mensen die weten wat de NSA en de CIA aan het doen zijn. We zijn te druk bezig met overnames en de zakelijke deals achter de technologie”. Je zou bijna denken dat de degelijke onderzoeksjournalistiek alleen nog bij de traditionele kranten te vinden is. Maar nee. Ook daar valt een hoop te verbeteren, blijkt uit de opmerkingen van Jemima Kiss, hoofd technologie van The Guardian: “Het komt omdat we tijdens feestjes teveel rondhangen met de organisaties waar we over schrijven”.

Kiss heeft dan ook weinig redenen om trots te zijn op haar technologieredactie. Dat The Guardian de scoop kreeg, had meer te maken met de persoon Glenn Greenwald dan met het uitstekende graafwerk van de eigen redactie. Glenn Greenwald was geen techjournalist van The Guardian, maar een freelancende jurist die columns over burgerrechten schreef. Dat Snowden juist aan Greenwald de documenten gaf, heeft volgens Tsotsis van TechCrunch vooral te maken met de standpunten die Greenwald al maanden eerder innam. Daardoor viel hij op. “Snowden was fan van Greenwald. Toen de onthullingen van Wikileaks naar buiten kwamen, was Greenwald een uitgesproken tegenstander.” Snowden zag media-optredens van Greenwald en werd gaandeweg gesterkt in zijn idee dat dit dé man was waar hij zijn geheimen kwijt kon. Greenwald werkte volgens de principes van open-source journalistiek, wat Snowden erg aansprak, maar wat je bij de traditionele nieuwsmedia en bij technologieblogs nauwelijks ziet.

Zoveel te doen

Kiss ziet meerdere obstakels waardoor de eigen redactie van The Guardian de scoop misliep. “Ten eerste is er te weinig geld, we kunnen niet alles. Er is bijvoorbeeld een levendige start-up scene in het Verenigd Koninkrijk, waar we óók over willen schrijven. Ten tweede richten we ons op consumenten, die van ons verwachten dat we technologische ontwikkelingen extra duidelijk uitleggen. Onthullingen over privacy zijn ‘moeilijk’ en hadden geen prioriteit. Ten derde (en dat is ernstiger): de Britten vertrouwen erop dat de overheid en de geheime diensten het beste met ons voor hebben. Dat heeft wellicht te maken met de James Bond-factor. Veel Britse burgers zitten nog in de fase ‘ik heb niets te verbergen’. Het onderwijs, de media en (jawel) de overheid moeten het publiek opvoeden, zodat ze zich wél druk maken over privacy.” Martin Bryant van The Next Web, eveneens Brit, valt haar bij: “Ik werd door de douane tegengehouden en ondervraagd omdat ik een lifelogging-cameraatje droeg, die elke 30 seconden een foto maakt. Een Amerikaan zou protesteren en zeggen: dit is een vrij land, ik heb het recht om zo’n ding te dragen. Een Brit zou denken: niet zeuren, je moet je aan de regels houden.” Er was onder de Britten dan ook geen debat na het vernielen van harddisks bij The Guardian. Als er harddisks waren vernield bij de New York Times, was dat op een nationaal schandaal uitgedraaid, denkt Kiss. De Britten hebben niet dezelfde bescherming van persvrijheid die de Amerikanen dankzij hun Bill of Rights wél hebben.

“ We’ve got to start pissing off people more. ”

Voor veel technieuwssites zijn beveiliging en privacy geen onderwerpen waar ze zich specifiek op richten. Toch had iedereen graag deze scoop gehad. Wat gaan ze er concreet aan doen, om in de toekomst niet opnieuw naast het net te vissen? Jemima Kiss van The Guardian ziet al de eerste tekenen van een andere manier van werken: “Het is op zich al bijzonder dat we nu samenwerken met de New York Times. Dat zou in het verleden ondenkbaar zijn geweest, omdat we concurrenten zijn. Onderzoeksjournalistiek moet een kerncompetentie worden, ook bij ons. Toen we terugkeken bleek dat we al sinds 2005 over spionageprogramma’s hebben gepubliceerd, maar nooit echt goed op onderzoek uit zijn gegaan. We hebben een hoop verslaggevers en er was meer bewijsmateriaal dan die documenten van Snowden.” Tsotsis van TechCrunch belooft nieuwe initiatieven, maar benadrukt ook dat het vinden van de juiste mensen erg moeilijk is. Swisher is het daarmee eens. Ze gaan bij Re/code een extra redacteur aanstellen die zich op nationale veiligheid gaat richten. “Maar je vraagt je af: waarom hebben de mensen die hier goed in zijn, het nieuws gemist? Hoe vind je verslaggevers die dit erg goed kunnen? Het is immers geen uniek probleem voor de techindustrie: ook de financiële crisis is niet ontdekt door journalisten. Soms ben je te sterk vergroeid met de industrie waarin je werkt en zijn dingen vanzelfsprekend geworden. Er is dan een nieuwkomer nodig die met frisse ogen kijkt en durft te zeggen: dit is fout. We’ve got to start pissing off people more.

Dat vraagt durf en daar ontbreekt het bij veel journalisten aan. Greenwald loopt de rest van zijn leven rond met een rugzak met alle informatie die hem is toevertrouwd. Veel journalisten willen dat niet. Barton Gellman, die ook over de Snowden-documenten beschikt, zegt dat hij niet lastiggevallen wordt door de overheid en vrij kan reizen. Maar dicht bij huis weten we dat kritische journalisten zoals Brenno de Winter flink tegengewerkt worden. Desondanks zijn er kleine dingen die elke medewerker van een techsite kan doen: veel techsites hebben verslaggevers die zich specifiek op Google richten. Waarom onderzoeken zij bij niet of nieuwe Google-medewerkers banden met de overheid hebben? Kara Swisher zegt dat Re/code daar inderdaad onderzoek naar heeft gedaan en dat ze door de Snowden-onthullingen nieuwsonderwerpen op een andere manier zijn gaan benaderen. Het levert artikelen op met meer impact, die meer moeite kosten om te maken. Tegelijk blijven ze hotdogs serveren, makkelijk te consumeren artikelen die goed scoren.

Re/code is misschien wel de meest voor de hand liggende website, waar je toekomstige PRISM-achtige onthullingen zult vinden. Swisher baseert bijna al haar artikelen op basis van gelekte informatie. “Het draait altijd om de persoon. Mensen lekken allerlei documenten, maar niet aan een willekeurige verslaggever. Ze kiezen een specifieke verslaggever uit, die ze vertrouwen.” Vaak is dat Swisher, die een andere rol heeft dan haar veel beroemdere collega Walt Mossberg. Re/code heeft dan ook niet het probleem van The Guardian, dat de artikelen begrijpelijk genoeg moeten zijn voor de gewone man. “Wij schrijven niet voor het gewone publiek maar voor de techindustrie, net zoals de Washington Post schrijft voor politici en beleidsmakers. Veel investeerders lezen Re/code. We proberen toegankelijk te zijn, omdat alles tegenwoordig draait om technologie. Als Facebook de overname van WhatsApp aankondigt, richten we ons niet op dat bedrag van 19 miljard dollar, maar op de impact van die aankoop op de techindustrie. Walt Mossberg heeft een bredere taak om technologie begrijpelijk te maken voor gewone mensen. Hij is de redacteur die die overal op straat wordt herkend.” Door Mossberg als man van het volk naar voren te schuiven kan de rest van de Re/code-redactie zich op moeilijke onderwerpen richten. Alleen waren veiligheid en privacy tot voor kort nog geen onderwerp om een aparte redacteur voor aan te stellen.

Hoe zit dat in Nederland?

Dat PRISM niet is ontdekt door een techjournalist heeft dus te maken met een combinatie van factoren: luiheid, te weinig aandacht op voor privacyzaken, desinteresse bij het publiek, te weinig journalisten die de confrontatie durven te zoeken en te weinig kundige medewerkers die zo’n moeilijk onderwerp aankunnen. Er lopen genoeg mensen op redacties rond die artikelen over leuke start-ups kunnen schrijven, maar voor de serieuze journalistiek is te weinig aandacht en te weinig geld, ook bij de traditionele kranten. Als het op internationaal niveau al zo moeizaam is gesteld in de techjournalistiek, hoe zit het dan in Nederland? En wat kunnen we in Nederland leren van de PRISM-zaak?

We hebben in Nederland een Vereniging van Onderzoeksjournalisten, maar waar zijn de Nederlandse Glenn Greenwalds of desnoods de Kara Swishers, die de reputatie en de connecties hebben om baanbrekende onthullingen te doen? De techjournalistieke evenknieën van Arnold Karskens, Jeroen Smit, Eric Smit of Gerben van der Marel? Ik zag ze niet op de bestuurslijst van de VVOJ staan. Kijk ik in het colofon van de Nederlandse techsites, dan kan ik me maar één naam voor de geest halen: Brenno de Winter. Ooit was Webwereld de plek waar hij regelmatig onthullingen publiceerde en waar fanatiek werd gediscussieerd over cyberdreigingen, privacygevaren en blunders van overheden. Tegenwoordig is Webwereld een nieuwssite zoals alle andere: je kunt er lezen dat er nog één miljoen XP-gebruikers in Nederland zijn en dat Assange in een toespraak heeft uitgehaald naar Facebook en Google. Voor eigen onderzoeksjournalistiek met spraakmakende resultaten is nauwelijks budget meer. Security.nl is de website waar je grote beveiligingsverhalen zou verwachten, maar toen ik recent rondbladerde op de site bleken de meeste artikelen gebaseerd op ontdekkingen door Sophos, Symantec en andere beveiligingsbedrijven en waren ze geschreven door een anonieme ‘Redactie’. De site geeft een aardige samenvatting wat er nationaal en internationaal speelt aan beveilingsnieuws, eigen onderzoek is schaars.

NUTech richt zich voornamelijk op verstrooiing voor de gewone man en grossiert in scoops die door de betrokken bedrijven zelf worden aangeleverd. Een voorbeeld: KPN gaat groot nieuws aankondigen en nodigt NUTech alvast uit voor een interview, omdat ze weten dat de site een groot publiek bereikt. Het is een scoop, maar het is van een ander niveau dan medewerkers op pad sturen om op eigen houtje misstanden over bedrijven en overheden boven water te halen. Tweakers probeert het meestal grondiger aan te pakken: ze leveren extra achtergrondinformatie bij internationaal technologienieuws, gaan bij lokaal nieuws instanties nabellen zoals het College Bescherming Persoonsgegevens en brengen eigen productreviews. Kwalitatief is het prima voor elkaar en Tweakers heeft redacteuren in dienst die af en toe best kritische vragen durven stellen. Maar is Tweakers het medium waar een Nederlandse Edward Snowden zou aankloppen? Nee, die rol is tegenwoordig weggelegd voor een nieuwe generatie nieuwssites zoals The Post Online en Follow The Money. Het feit dat Brenno de Winter aanvankelijk voor Webwereld werkte, daarna naar NU.nl overstapte en tegenwoordig steeds vaker voor The Post Online schrijft, onderstreept nog eens dat goede onderzoeksjournalistiek vooral persoonsgebonden is. Je kunt als nieuwsorganisatie heel veel investeren in onderzoeksjournalistiek, maar je moet wel de mensen met de juiste vaardigheden hebben. Die aangeboren neus voor nieuws ‘ram’ je er niet zomaar even in.

Het is dan ook maar de vraag hoeveel we van Publeaks kunnen verwachten, de klokkenluiderssite waar veel Nederlandse nieuwsorganisaties bij zijn aangesloten. Zou je als klokkenluider zomaar geheimen uploaden en aanklikken dat een willekeurige redacteur van de Volkskrant ze mag lezen? Of zou je net als Edward Snowden liever de tijd nemen om specifieke journalisten te observeren, om uiteindelijk te beslissen bij welke persoon jouw geheimen het beste in handen zijn?

Hand in eigen boezem

Technologiesites zoals TechCrunch, The Next Web, Re/code en Mashable hebben we in Nederland eigenlijk niet. Er zijn in het kielzog van TechCrunch wel een aantal soortgelijke Nederlandstalige blogs verschenen, maar die richten zich meer op sociale media en marketing dan op technologie. Websites die buitenlands nieuws interessant proberen te maken voor het Nederlandse publiek (het veredelde ‘vertaalwerk’) en gadgetsites die telefoons en andere spulletjes reviewen, zijn er ook in overvloed. Maar er zijn geen websites over de Nederlandse tech start-ups, laat staan websites die zich specifiek richten op onderzoeksjournalistiek op het gebied van tech. Er is dus ook in Nederland weinig reden om optimistisch te zijn.

“ Het grote nieuws gebeurt in de VS. ”

Het is wel zo eerlijk om de hand dan ook maar meteen even in eigen boezem te steken. Want het is gemakkelijk om vanaf de zijlijn kritiek te hebben op de oppervlakkigheid van Nederlandse technieuwssites, maar waar zijn dan de misstanden die ik zelf heb onthuld? Ik kan me prima verschuilen achter de formule van iPhoneclub: we proberen lezers te informeren, zodat ze meer uit hun iPhone halen, productiever zijn en meer lol hebben van hun dure aankoop. Het was nooit mijn bedoeling om een website te maken waar misstanden worden onthuld. Maar ja, dat argument geldt ook voor TechCrunch en The Next Web, die zijn opgericht om de wereld van techstart-ups in kaart te brengen en zich ook niet speciaal op misstanden richten. Nu het nieuws over PRISM naar buiten is gekomen, heeft dat impact op iedereen. Er is een schandaal ontdekt en we moeten daar iets mee, ook al zijn er honderden excuses om je eigen rol in het wereldnieuws te marginaliseren. ‘Het grote nieuws gebeurt in de VS’, is een veelgehoord excuus. Als Apple reageert op een grote onthulling, doen ze dat niet bij iPhoneclub en ook niet bij 9to5Mac (de Apple-geruchtensite bij uitstek) of iMore (een internationale website die vergelijkbaar is met iPhoneclub), maar bij de New York Times of Wall Street Journal.

Toch zijn er genoeg dingen die je als Nederlandse website kunt doen. We hebben bijvoorbeeld een spionagedossier gepubliceerd, waarin we uitleggen wat de impact is voor Nederlandse gebruikers. We publiceerden ook een artikel over privacybepalingen in chatapps. We moedigen onze redacteurs aan om vaker achtergrondartikelen te schrijven, meer de diepte in te gaan en meer vragen te stellen bij het nieuws, maar zoals TechCrunch en Re/code ook merkten: het is lastig om daarvoor de juiste mensen te vinden. Het vereist het voortdurend aanmoedigen van redacteuren om altijd vragen te blijven stellen. Het mondt op iPhoneclub vaak uit in langere achtergrondartikelen zoals deze, waar een redacteur veel tijd in heeft gestoken maar die ook een beetje aan de veilige kant blijven. Wat niet echt stimuleert is dat dergelijke langere artikelen weinig reacties opleveren en nauwelijks worden gedeeld. Uiteindelijk eet het publiek liever een hotdog dan een volkorenboterham.

“ Liever een hotdog dan een volkorenboterham. ”

Voor de meeste nieuwssites is er ook geen prioriteit (of is het financieel niet haalbaar) om een luis in de pels in dienst te nemen, een onderzoeksjournalist die zich voornamelijk richt op het onthullen van misstanden en bij elke nieuwsontwikkeling kritische vragen durft stellen. Zelfs bij in de sport, waar miljoenen omgaan is het een uitzondering dat er onderzoeksjournalisten werken, zo bleek uit een andere SXSW-sessie waar ik bij aanwezig was. Niet alleen ontbreekt het bij veel journalisten aan de noodzakelijke nieuwsgierigheid, maar onderzoeksjournalistiek is duur en controversieel. Het kan je merk maken of breken. Je loopt veel risico’s voordat het iets oplevert en er is altijd kans dat de tipgever na publicatie schrikt van alle ophef en alles weer intrekt. Om nog maar te zwijgen over de juridische aanklachten die je boven het hoofd hangen, tegenwerking door overheden en acties om je reputatie te beschadigen. Geen wonder dat de meerderheid liever in z’n eigen comfortzone blijft.