Peter Olsthoorn is freelance journalist en schrijver van de boeken ‘De macht van Facebook’ en ‘De macht van Google’. Dus toen hij benaderd werd door de Amsterdam Economic Board met de vraag of hij een boek wilde schrijven over de eerste 25 jaar internet in Nederland, hoefde hij daar niet lang over na te denken. “Dat leek me wel een goed idee als zij wat geld hadden en ik een vrije hand kreeg.” Inmiddels is het resultaat daar: 50 interviews, meer dan 600.000 woorden gegoten in een gratis pdf van 580 pagina’s. Te vinden op Netkwesties. Begeleid door mooie zwart/wit foto’s van alle geïnterviewden. Bedoeld voor iedereen die geïnteresseerd is in de wortels van het internet. 

Het boek valt samen ongeveer samen met drie jubilea: 25 jaar ontsluiting van het internet in Nederland, 25 jaar Amsterdam Internet Exchange en het twintigjarig bestaan van De Digitale Stad. Nederland speelde al vroeg een prominente rol op het gebied van internet. “Er moest één Europese centrale komen in 1982 . De Engelsen durfden niet, de Fransen zeiden daar krijgen we de handen niet voor op elkaar en de Duitsers waren er technisch niet klaar voor. Toen zei de Nederlander Teus Hagen: ‘nou dan doe wij het wel’. Terug in Amsterdam heeft  hij onder de vlag van het Centrum voor Wiskunde en Informatica zelf met wat mede techneuten in elkaar geknutseld. Toen lag daar dat Europese netwerk van zo’n 64 kilobit of zo. Om aan te geven wat het was: daar kon je een Twitter berichtje per uur overheen sturen, daar hadden we het dan over.” Hagen komt in het boek uitgebreid aan het woord.

“Er is veel minder een gevoel van: we willen iets groots verrichten”

Olsthoorn heeft geprobeerd zoveel mogelijk van de pioniers aan de tand te voelen, waarbij deel één zich voornamelijk richt op de technologie en deel twee aan de inhoud gewijd is. “Ik heb echt gezocht naar mensen die begeesterd waren door wat ze gedaan hebben en die daar helemaal voor gingen. Die begeestering is de rode draad door het hele verhaal. Het is wel het meest positieve boek geworden dat ik ooit heb geschreven.” Olsthoorn is zelf het meest geraakt door de nuchterheid van de echte nerds. “Ik hou van nerds. Ik ben het zelf niet, ik ben  historicus. Maar ik hou van stuurse technici. Mensen die hun ding doen zonder dat ze lastig gevallen worden door anderen en ook niet gehinderd worden door hebzucht of ijdelheid. Ze doen gewoon hun ding omdat ze het mooi vinden, omdat ze het leuk vinden. Dat heeft me enorm gefascineerd.”

Wanneer Olsthoorn vroeger en nu vergelijkt, dan mist hij de drive die er voorheen was. “Er is veel minder een gevoel van we willen iets groots verrichten. Dat kenmerkte de begintijd. Nu gaat Neelie Kroes iets opzetten hier in Amsterdam. Dat is een mooi initiatief, maar er is nu natuurlijk al jaren een startup manie aan de gang. We vallen van de ene hype in de andere. Ik wil er niet negatief over zijn, maar de vraag is  of het vanuit startups komt.” Wat vast lijkt te staan is dat internet in ieder geval niet geworden is wat men er indertijd van verwachtte. Indertijd waren de verwachtingen hoog gespannen als het ging om democratie, de mondige burger en verschuiving van de macht naar de gewone man. Ten onrechte meent Olsthoorn. “Die mensen die zo idealistisch waren die hebben te weinig mensenkennis. Al mijn boeken die ik geschreven heb, over Google en Facebook, beginnen allemaal met de deugden en ondeugden van de mensen. Dat zijn constanten in de geschiedenis. Die bepalen de geschiedenis en niet een bepaalde technologie.”

“Twitter hadden ze niet moeten uitvinden”

Zelf is Olsthoorn kritisch over wat het internet ons heeft gebracht. “De communicatiemogelijkheden zijn enorm toegenomen, ook geïntensiveerd. Dat hebben wij lange tijd als enorme winst ervaren tot het alomvattend werd en er eigenlijk geen grenzen meer waren. Ergens is een keerpunt gekomen, waarbij het allemaal te veel is geworden”, aldus Olsthoorn. Hij ziet weinig heil in zaken als Twitter: “Dat hadden ze niet moeten uitvinden. Toen dacht ik wel effe: je bent wel een oude zak geworden.” En dat zijn 8-jarige dochter sinds kort op school met een tablet werkt, kan hem ook niet bekoren: “Ik ben daar niet zo voor. En dan komt een kind van 8 er dolenthousiast over vertellen. Ik vraag me dan af: leer je dan nog wel mooi schrijven? (…) Het is natuurlijk al begonnen met de geldjongens in 2000 die een deel van de idealen die we hadden verziekt hebben door daar veel te veel aan te willen verdienen. Daarna kreeg je het mobiele internet en always on. Natuurlijk moest always on, maar wil je wel de hele dag internet? Is internet je hele leven? Je wilt toch ook gewoon nog af en toe een potje voetballen of met iemand een goed gesprek hebben zonder dat die dingen de hele tijd bliepen. In de trein kun je  geen contact meer maken in de openbare ruimte met andere mensen, want ze zijn de hele tijd bezig met hun eigen kringetje, die 200 of 500 vrienden. Is dat een teleurstelling? Nou weet je, het duurt wel lang. Ik dacht de hele tijd: die waan, die gekte het gaat wel over, maar nu vrees ik wel eens af en toe: gaat het wel over?”

De ontgoogeling die Olsthoorn voelt, geldt in zijn beleving overigens niet voor de mensen die hij heeft geinterviewd. “Die mensen zijn niet teleurgesteld. Er zijn zelfs nog steeds van die oude kerels die de wereld rondreizen, nu weer naar Kazachstan en dan weer naar Afrika omdat daar hun kennis weer gebruikt wordt, omdat ze dat leuk vinden. Ze brengen daar internet met veel genoegen. Desondanks hoor je  tegenwoordig vaker dat het internet kapot is en moet worden gefixt. Daarbij gaat het dan vooral over vrijheid, censuur, privacy en de groote macht van de  Facebooks en Googles van deze wereld. Een onderwerp dat ook in de interviews aan bod komt. “Vanaf 1999 wisten wij dat de NSA alles wilde hebben wat via internet loopt. Dat de technologie die ze daarvoor ten dienste staat verbeterd is,  ja nogal wiedes. Dus wij wisten het, maar we hebben daarover onze kop in het zand gestoken. (…)  Met de kennis van nu hadden we kunnen kiezen voor een internet protocol waarmee we het dicht hadden kunnen zetten. We hadden voor versleuteling kunnen kiezen op een aantal fronten, maar daarmee is niet gezegd dat de NSA buiten de deur was gebleven.”

(Een verslag van @daalder)

De afleveringen van Top Names zijn via Soundcloud en iTunes als podcast beschikbaar dankzij sponsoring van Merchandise.nl.